Begrijpend beelddenken, beelddenken begrijpen
De vorige twee blogs gingen vooral over de ontwikkeling van taal- en beelddenken bij jonge kinderen. Deze blog duiken we dieper in het beelddenken om het beter te kunnen begrijpen.
Doordat beelddenkers een grote voorkeur hebben voor het visuele, hebben zij moeite met het ordeningsprincipe. Ze zien wel meteen wat er gezegd wordt, maar ze kunnen slecht gericht luisteren. Door de vele beelden die ze ‘zien’ gaat het luisteren over in een soort ontdekkend kijken. Ze passen daarbij het ordeningsprincipe van gelijktijdigheid toe: een beeld heeft immers geen begin en geen eind. Ze zeggen dingen na, zoals ze die in zichzelf horen en luisteren niet echt naar hoe het écht klinkt. Ze vertellen iets wat er een beetje op lijkt en ze onderscheiden geen woorden, letters in woorden en geen woorden in zinnen. Hierdoor krijg je verbasterde woorden zoals ologe voor horloge en stokcontact voor stopcontact en zinnen die als één geheel worden uitgesproken (wie gaatturmee?). Dit zal in veel gevallen in eerste instantie niet opvallen. Vaak merkt men dit pas bij het schrijfonderwijs.
Onder beelddenken verstaan we probleemoplossend bezig zijn. Een beelddenker doet dit in eerste instantie zonder woorden. Om zijn gedachten te kunnen overbrengen moet een beelddenker gebruik maken van woorden, maar dat is verwoorden achteraf. In onze maatschappij lost het merendeel van de mensen zijn problemen op met een analytische vorm van denken: een oorzaak-gevolg denken, waarbij de taal niet gemist kan worden.
Als de taaldenker iets wil vertellen, kan hij zich een plaatje voorstellen van de situatie. Hij vormt het beeld (als een plaatje of tekening) dat hem steun geeft om over een situatie te vertellen. Een beelddenker bevindt zich in zijn bedachte beeld. Hij kan zich als het ware in dit beeld verplaatsen en zaken letterlijk van een andere kant bekijken. Om zijn ruimtelijk beeld te verwoorden, moet een beelddenker zichzelf buiten het beeld plaatsen. Hij bekijkt dit beeld en verwoordt dan pas wat hij ziet.
Alles wat een beelddenker wil vertellen, speelt zich van tevoren af in zijn hoofd. Het nadeel daarvan is dat de beelden achteraf vertaald moeten worden in woorden. Dit maakt het voor hen erg moeilijk om een goed samenhangend verhaal te vertellen. Vaak weet een beelddenker ook niet meer wat hij wel of niet heeft verteld. Ook is het voor een beelddenker lastig om te bedenken waar hij moet beginnen met het vertellen van een verhaal. Een beeld heeft immers geen begin en geen eind en een verhaal wel.
Bron: Stichting Kind in Beeld